Binnen je hydraulische systeem is het van groot belang dat je fouten tijdig opspoort. Om storingen, schade en stilstand te voorkomen, zijn sommige PVG-ventielen uitgerust met een storingsbewaking. Dit kan op passieve of actieve wijze. Wil je dat je machine stopt met werken bij een storing? Of wil je wel weten dat er iets aan de hand is, maar moet de machine het nog wel blijven doen? De verschillen tussen beide leg ik in dit blog uit.Â
De PVG-functies in het kort Â
Een PVG-ventiel is een proportionele ventielgroep bestaande uit één of meerdere secties. Het ventiel verdeelt via een specifieke klepsectie de olie van de pomp naar een bepaalde werkfunctie in je toepassing, door de betreffende spoel te bewegen (PVBS). De oliestroom komt de PVG binnen via de PVP (proportionele klep pompzijmodule), een PVSK, een middeninlaat en komt de PVB (proportionele klep basismodule) binnen via de P-inlaat en verlaat via de T-uitlaat. De PVP/PVSK levert ook de stuuroliedruk (Pp) voor de PVE om de spoel te activeren (PVBS). Speciaal ontworpen float-spoelen zorgen ervoor dat olie in beide richtingen kan stromen tussen de A- en B-poort, zonder opening naar pomp of tank. De PVE (elektrische actuator) is een belangrijke component voor de veiligheid en storingsbewaking.   Â
Foutbewaking en reactieÂ
Het foutbewakingssysteem is verkrijgbaar in twee versies: actief of passief. Actieve storingsbewaking geeft een waarschuwingssignaal – meestal na zo’n 500 ms – en deactiveert de magneetventielen. Een herstart van de PVE is vereist om opnieuw te activeren.Â
Passieve storingsbewaking geeft daarentegen alleen een waarschuwingssignaal, meestal na 250 ms. Een herstart is niet vereist. Als de fout niet meer gedetecteerd wordt, zal hij de melding vergeten en doorgaan of er nooit iets is gebeurd.Â
Bij een storing zal het LED-lampje schakelen van groen naar rood en de output van de foutpin verhoogt.Â
Vier triggers voor activatieÂ
Er zijn vier triggers die de PVE activeert. Deze zijn gelijk voor zowel de actieve als passieve foutbewakingssystemen. Â
1. Stuursignaalbewaking Â
De stuursignaalspanning (US) dient tussen een bepaald (toegestaan) bereik te liggen. Komt de spanning voorbij de boven- of ondergrens dan schakelt deze in de foutmodus. Het toegestane bereik ligt tussen 15% en 85% van de voedingsspanning. Buiten dit bereik schakelt de sectie over naar een foutstatus. Een losgekoppelde US pin (zwevend) doet dienst als neutraal instelpunt.Â
2. TransducertoezichtÂ
De signalen in de interne LVDT-draden van het PVG-ventiel zijn continu. Bij onderbreking van dit signaal schakelt de PVE over naar een foutstatus.Â
3. SpoelpositietoezichtÂ
De werkelijke positie van de spoelt moet altijd overeenkomen met de gevraagde positie (US). Wijkt deze ver af dan de waarde van de gekalibreerde (neutrale) positie, of beweegt deze in tegengestelde richting, dan schakelt de PVE in de fouttoestand. Â
4. Float-bewakingÂ
Sommige float PVE-magneten zijn voorzien van ‘float pins’ die de vertraging binnen een float meten. Float moet binnen een tijdslimiet worden betreden of verlaten. Duurt dit te lang dan schakelt de PVE naar de foutstatus. Â